Machiel
(Giel) van Marle - vak 8
Zeemilicien/marinematroos Giel van Marle maakte deel uit van het gezelschap dat
een aantal leden van het koninklijk huis op 12 mei 1940 vergezelde naar Velsen.
Van daar maakten prinses Juliana, Prins Bernhard en hun dochters de oversteek
naar het veiliger geachte Groot-Brittanië. Na de capitulatie van de Nederlandse
krijgsmacht werd Van Marle bedrijfsleider en mede-eigenaar van een
handelsonderneming in Koog aan de Zaan. Toen hij eind april 1943 het bevel kreeg
om zich als voormalig militair in Duitse krijgsgevangenschap te begeven, dook
hij onder. In de zomer van 1944 sloot hij zich aan bij een Zaandamse Knokploeg.
Die werd enkele maanden later opgenomen in de Binnenlandse Strijdkrachten. Als
BS'er beschermde hij onder meer opgeslagen goederen van de Landelijke
Organisatie voor hulp aan onderduikers. Hij werd plaatsvervangend
groepscommandant, deed mee aan 'economische kraken' en aan spoorwegsabotage. En
hij verzamelde voor de ondergrondse inlichtingendienst informatie over
collaborerende Zaankanters.
Toen Van Marle op 13 maart 1945 wat rapporten en tekeningen wegbracht, werd hij
net voor de avondklok inging aangehouden bij de Zaandamse Ooivaarstraat. Een
fouillering leidde tot de vondst van de illegale documenten. Toen kort daarna in
zijn werkplaats ook nog wapens en munitie werden aangetroffen, was zijn lot
bezegeld.
Nadat op 5 april 1945 enkele leden van de Binnenlandse Strijdkrachten in Limmen
een Duitse soldaat neerschoten, bestond de Duitse wraak niet alleen uit het in
brand steken van de boerderij waar het incident zich had afgespeeld, maar ook
uit het ombrengen van tien 'Todeskandidaten'. Onder wie Van Marle. Twee dagen
voor zijn dertigste verjaardag werden hij en negen andere gevangenen op een
weiland naast de nog smeulende boerderij in Limmen gefusilleerd en vervolgens
begraven in het duingebied bij Overveen. In de tweede helft van 1945 kreeg Giel
van Marle een herbegrafenis op de Eerebegraafplaats in Bloemendaal.
Uit: De verzetsstrijders van Gouwpark (Zaandam)
|